Philippe De Lacy (25 juli 1917 – 29 juli 1995) was een stille film kind acteur uit het kindertijdperk. Geboren tijdens de Eerste Wereldoorlog verloor de toch al vaderloze Philippe zijn moeder en vijf broers en zussen toen een Duitse granaat het ouderlijk huis verwoestte. Slechts twee dagen oud ten tijde van de tragedie, werd de jongen in leven gehouden, maar nauwelijks, in de kelder van het huis van zijn grootmoeder. Hij werd geadopteerd door mevrouw Edith De Lacy, die verbonden was aan het Overseas Hospital in de VS. Na het einde van de oorlog bracht mevrouw De Lacy Philippe naar Amerika, waar zijn verbluffende uiterlijk al snel kansen voor hem bood als model voor tijdschriftadvertenties. Zijn modelleringsopdrachten brachten hem onder de aandacht van Hollywood, en hij verscheen in zijn eerste film op een leeftijd van vier. Phillipe’s kinderverhaal werd gebruikt als onderwerp van een fictief kinderboek, Little Philippe van België, geschreven door Madeline Brandeis als onderdeel van haar serie “Children of the World”. De Lacy freelanceerde voor verschillende studio’s in de jaren 1920, maar meestal voor Paramount. In 1924 speelde hij de rol van Michael Darling in de klassieke stille versie van Peter Pan, met Betty Bronson. Hij speelde de jonge Don Juan op tienjarige leeftijd in John Barrymore’s Don Juan (1926), en in 1927 speelde hij de jonge prins Karl Heinrich in het memorabele The Student Prince van Ernst Lubitsch in Old Heidelberg, waar ook Ramon Novarro en Norma Shearer de hoofdrol speelden. In 1927 speelde hij ook met Greta Garbo en John Gilbert in Love, een bijgewerkte versie van de roman Tolstoy Anna Karenina waarin hij de jonge zoon van Anna, Serezha Karenin speelde. Toen
het goede tijdperk arriveerde, liep de acteercarrière van De Lacy terug en maakte hij nooit de overgang van kindacteur naar volwassene. Naast zijn films deed De Lacy ook wat werk in het theater. Hij had echter zijn jongensachtige charme verloren door zijn vroege tienerjaren en trok zich in het begin van de jaren dertig van het scherm terug. De Lacy concentreerde zich op de productie van films als producent, regisseur en cinematograaf. Hij werd assistent van regisseur Louis De Rochemont en werkte met hem samen in de film The Ramparts We Watch uit 1940. Uiteindelijk werd hij directeur bij het reclamebureau J. Walter Thompson, een functie die hij meer dan 25 jaar bekleedde. De Lacy’s eerste eerbetoon was in 1942 als redactiemedewerker voor de propagandafilm We Are The Marines van de Amerikaanse strijdkrachten. Radio en televisie omroepster Westbrook Van Voorhis verzorgde de vertelling voor de documentaire, die in feite een volledige vechtfunctie was. In 1944 was De Lacy betrokken bij een andere documentaire, dit keer voor de Amerikaanse marine, gefilmd aan boord van de carrier Yorktown. De vertellers in deze documentaire waren acteurs Robert Taylor en Charles Boyer die de Franse vertelling verzorgde. De Lacy was de cinematograaf in The Fighting Lady en had drie echte marinecommandanten om hem te helpen. Deze film won de 1945 Oscar voor beste documentaire. De Lacy richtte zich vervolgens op het regisseren van een televisieserie in 1950, en daarnaast werd hij ook manager van een lokaal Hollywood-televisiestation. De Lacy stierf op de leeftijd van 78 jaar aan carcinoom (kanker die zich ontwikkeld vanuit epitheelcellen) van de dikke darm. Zijn gecremeerde overblijfselen lagen verspreid over zee.