Derek Jules Gaspard Ulric Niven van den Bogaerde (Londen, 28 maart 1921 – 8 mei 1999), beter bekend onder zijn artiestennaam Dirk Bogarde, was een Brits acteur en schrijver. Bogarde werd geboren in de Londense buitenwijk Hampstead. Zijn vader, Ulric van den Bogaerde, was kunstredacteur van The Times en half-Nederlands. Zijn moeder Margaret Niven was een voormalig actrice. Bogarde had een oudere zus, Elizabeth, en een jongere broer, Gareth. Zijn jeugd bracht hij door in Sussex, waar hij werd opgevoed door zijn zus en door zijn nanny, Lally. Hij volgde de Allen Glen’s School te Glasgow. Na zijn studie aan de University College van Londen ging hij reclameontwerpen studeren aan Chelsea Polytechnic. Tijdens zijn studie begon hij te acteren. Gedurende de jaren dertig verdiende hij zijn geld als reclamemaker en toneelontwerper om een acteerstudie te bekostigen. Zijn toneeldebuut maakte hij in een klein theatertje bij de Amersham Repertory Company in 1939. Datzelfde jaar maakte hij tevens zijn filmdebuut in een tekstloze figurantenrol in de komedie Come On George van George Formby. Bogarde ging in 1940 bij het Britse leger, waar hij diende in de Tweede Wereldoorlog. Hij kreeg hier de bijnaam “Pip”. Tijdens de oorlog schreef hij het gedicht Steel Cathedrals, dat in 1943 werd gepubliceerd. In 1945 nam hij deel aan de bevrijding van het concentratiekamp Bergen-Belsen. Uiteindelijk keerde hij na vijf jaar terug uit de oorlog met zeven medailles en de rang van majoor. Al snel na zijn terugkeer zette Bogarde de acteercarrière voort die hij in 1939 was begonnen. In 1947 speelde hij in Londen in het toneelstuk Power Without Glory, waarbij hij onder andere werd opgemerkt door een talentscout voor de Rank Organisation. Bogarde tekende een filmcontract bij deze maatschappij en al in 1947 had hij zijn eerste filmrol met tekst, Dancing With Crime. In 1948 speelde hij zijn eerste hoofdrol in de film Esther Waters van Wessex Films, nadat Stewart Granger, de beoogde hoofdrolspeler, zich terugtrok uit de film. Het succes van deze film leverde hem een contract van veertien jaar op bij Wessex. In 1950 werd Bogarde bij het grote publiek bekend als talentvol acteur in zijn rol van de jonge copkiller Tom Riley in de misdaadthriller The Blue Lamp. In 1954 werkte hij voor het eerst samen met de uit de Verenigde Staten gevluchte regisseur Joseph Losey in de film The Sleeping Tiger. Hij werd een groot ster in 1954 met zijn rol van dokter Simon Sparrow in de komedie Doctor in the House, een zeer succesvolle film waarop twee vervolgen kwamen, Doctor at Sea (1955) en Doctor at Large (1957). Dokter Simon Sparrow maakte van Bogarde een vrouwenidool en een van de populairste en succesvolste Britse acteurs van de jaren vijftig. In 1960 maakte hij zijn enige Hollywoodfilm, Song Without End van George Cukor, waarin hij componist Franz Liszt speelde. Latere rollen waren meer gewaagd, zoals Basil Deardens controversiële Victim uit 1961, de eerste Britse film die sympathiek met het onderwerp homoseksualiteit omging. Bogarde speelde hierin een getrouwde advocaat die werd gechanteerd met zijn geheime homoseksualiteit. Het onderwerp lag, in een tijd waarin homoseksualiteit nog verboden was in het Verenigd Koninkrijk, zeer gevoelig bij het publiek, en Bogarde verloor veel fans uit zijn “Dokter Simon Sparrow”-tijd. Het opende wel de weg voor hem naar meer uitdagende rollen in arthouse-films. In de jaren zestig werkte hij weer enkele malen samen met Losey, wat resulteerde in de films The Servant (1963), King and Country (1964) en Accident (1967). Ook maakte hij met regisseur John Schlesinger de film Darling (1965). Mede door deze films en Victim kreeg Bogarde ook meer waardering bij filmcritici. Tweemaal kreeg hij de BAFTA voor Beste Acteur, voor zijn rollen als decadente bediende in The Servant en als televisieverslaggever in Darling. Bogarde en Julie Christie, zijn tegenspeelster in Darling, waren twee van de belangrijkste gegadigden voor de hoofdrollen in Dr. Zhivago (1965). Tijdens de opnames van Darling kregen ze te horen dat Bogarde de rol niet had gekregen, maar Christie wel. De hoofdrol ging uiteindelijk naar Omar Sharif. In latere jaren was Bogarde in minder films te zien. Hij speelde in twee films van Luchino Visconti, The Damned (1969) en Death in Venice (1971). Zijn rol als de stervende componist Gustav von Aschenbach in Death in Venice is tegenwoordig waarschijnlijk Bogardes bekendste filmrol. In 1974 speelde hij in het controversiële The Night Porter van Liliana Cavani. In deze film was hij te zien als een ex-nazi-officier die na jaren de vrouw tegenkomt die tijdens de oorlog in een concentratiekamp zijn seksslavin was. In de groots opgezette oorlogsfilm A Bridge Too Far (1977) was hij te zien als luitenant-generaal Frederick Browning. Hij was van alle acteurs in de film overigens de enige die daadwerkelijk had gevochten in de Slag om Arnhem. Andere films waren Providence van Alain Resnais (1977), waarin hij tegenover Sir John Gielgud speelde, en Despair van Rainer Werner Fassbinder (1978). Na een afwezigheid van twaalf jaar maakte hij in 1990 zijn laatste film, Daddy Nostalgie met Jane Birkin. In 1984 werd Bogarde gevraagd om de jury-voorzitter te zijn op het Filmfestival van Cannes. Dit was een grote eer, aangezien hij de eerste Brit was die werd gevraagd voor deze positie. In de jaren zeventig speelde Bogarde in minder films, waardoor hij zich kon richten op een tweede carrière, als schrijver. Hij schreef een reeks van autobiografieën, te beginnen met A Postillion Struck by Lightning uit 1977, en meerdere romans. Jarenlang deelde hij zijn huizen, eerst in Amersham, Buckinghamshire, daarna in Frankrijk, met zijn partner Anthony Forwood, die was de voormalige echtgenoot van actrice Glynis Johns en de vader van hun enige kind, acteur Gareth Forwood. Bogarde herhaaldelijk ontkend dat hun relatie allesbehalve platonisch was. Dergelijke weigeringen waren begrijpelijk, vooral omdat mannelijke homoseksuele handelingen strafbaar waren gedurende het grootste deel van zijn carrière, en kan leiden tot vervolging en gevangenisstraf. Rank Studio contracten die onder de moraal clausules, die voorzag in beëindiging van het contract in het geval van ‘immoreel’ gedrag van de kant van de acteur. Dit zou hebben omvat van hetzelfde geslacht relaties, dus potentieel het zetten van de acteur carrière in gevaar. Het is mogelijk dat de weigering van Bogarde aan het aangaan van een schijnhuwelijk was een belangrijke reden voor het feit dat hij uitgroeit tot een ster in Hollywood, samen met de kritische en commerciële mislukking van Song Without End. Bogarde leed aan een kleine beroerte in november 1987, op een moment dat zijn partner, Anthony Forwood, stervende was van leverkanker en de ziekte van Parkinson. In september 1996 onderging hij angioplastiek om te deblokkeren slagaders naar zijn hart en leed aan een zware beroerte na de operatie. Bogarde was verlamd aan één kant van zijn lichaam, dat zijn toespraak was aangetast en liet hem in een rolstoel. Hij verbleef enige tijd met zijn vriendin Lauren Bacall de dag voordat hij stierf. Bogarde stierf in zijn huis in Londen aan een hartaanval op 8 mei 1999, op de leeftijd van 78 jaar. Zijn as waren verstrooid op zijn voormalige landgoed in Grasse, Zuid-Frankrijk.
This post has been seen 1313 times.