La Niña de los Peines ( oktober-februari 1890 – 26 november 1969 ) was zigeuner zangeres van flamenco beschouwd als een van de belangrijkste stemmen in de geschiedenis van deze kunst. Haar echte naam was Pastora María Pavón Cruz. La Niña de los Peines werd geboren uit een zigeunerwieg, zijn vader was de zanger Francisco Pavón Cruz, bekend als “El Paiti”, een inwoner van El Viso del Alcor, hoewel hij opgroeide in Tocina, en zijn moeder was Pastora Cruz Vargas, een inwoner van Arahal, en zijn twee broers Tomás Pavón en Arturo Pavón, ook zangers. Op achtjarige leeftijd maakte hij zijn eerste openbare optreden, toen zij werd ingehuurd in een cabine op de beurs van Sevilla om haar oudere broer te vervangen. In 1901 debuteerde zij in Madrid, in Café del Brillante, waar zij Ignacio Zuloaga ontmoette die haar overtuigde om in Bilbao op te treden in Café de las Columnas. Vanaf dat moment begon zij haar te kennen als La Niña de los Peines voor enkele tango’s die zij vaak interpreteerde en die zij echter nooit opnam, ondanks het aandringen van platenmaatschappijen. In juni 1922 nam zij als jurylid deel aan de Cante Jondo de Granada-wedstrijd, waarin de grote Antonio Chacón als president fungeerde. Ze was een vriend van Manuel de Falla, Julio Romero de Torres, die haar op een van zijn doeken schilderde en Federico García Lorca die zij ontmoette in het huis van La Argentinita. Zij reisde door de Spaanse geografie en deelde het podium met de meest beroemde flamenco-artiesten van dat moment, waaronder de zangers Manolo Caracol, Pepe Marchena en Antonio Chacón, of de gitaristen Ramón Montoya en Melchor de Marchena onder vele anderen. Ze beschikte over een grote natuurlijke intelligentie ondanks het ontbreken van enige vorm van studie, en voorspelde al in 1934 de verandering in de smaak van het publiek. Na het uiteenvallen van de burgeroorlog zette zij haar activiteiten voort met verschillende shows, zoals de Las calles de Cádiz de Concha Piquer of España y su cantaora die met groot succes in Sevilla in première ging. In 1961 ontving zij een nationaal eerbetoon in Córdoba met deelname van onder andere Antonio Mairena en Juan Talega. In 1968 werd ter ere van La Niña de los peines een monument ingewijd, gelegen in de Alameda de Hércules (Sevilla), het werk van de beeldhouwer Antonio Illanes. Later werd er nog een gemaakt ter erkenning van de stad Arahal, een stad waarmee zij door haar moeder was verbonden. Ze stierf in Sevilla op 26 november 1969 op de leeftijd van 79 jaar, kort na haar man, ook cantaor Pepe Pinto, met wie ze in 1931 was getrouwd.
This post has been seen 418 times.