Fernando Fernández Gómez ( 28 augustus 1921 – 21 november 2007) was een Spaanse schrijver, acteur, scenarioschrijver en regisseur en de Spaanse theater. Hij was lid van de Koninklijke Spaanse Academie voor zeven jaar, waarbij hij bezette B1 stoel sinds de toetreding op 30 januari 2000 tot aan zijn dood. Nadat hij enkele school werken als acteur, studeerde hij filosofie en Letters in Madrid, maar zijn ware roeping leidde hem naar het theater. Tijdens de Burgeroorlog, studeerde hij aan de School van Actoren van de CNT, maakt debuut als professional in 1938 in het gezelschap van Laura Pinillos; Daar ontdekte hij Enrique Jardiel Poncela, die gaf hem zijn eerste gelegenheid aanbod, in 1940, een rol als ondersteunende Actor in zijn werk ‘’Los ladrones somos gente honrada’’. Drie jaar later huurde hij filmproducent Cifesa en zo barstte in de bioscoop met de film Cristina Guzman, geregisseerd door Gonzalo Delgrás, en nu al het volgende jaar werd zijn eerste hoofdrol in ‘’Empezó en boda’’, van Raffaello Matarazzo. Sterker nog, hij werkte als acteur tot begin jaren veertig om zijn acteerwerk voor te zetten in de bioscoop, eerst als acteur (in hits als Balarrasa of Botón de ancla) en later als directeur, zonder dat daarbij zijn roeping als toneelschrijver en regisseur en schrijver en een regelmatige schrijver van het verzamelen van Cafe Gijon. Hij getrouwd en gescheiden zangeres Maria Dolores Pradera (1945-1957), bij wie hij een dochter had, de actrice Helena Fernan-Gomez, een zoon, Fernando, ook gerelateerd aan de wereld van de cultuur. Hij hertrouwde in 2000 met actrice Emma Cohen, met wie hij behoud een relatie sinds de jaren ’70, na deelname aan een aflevering van een reeks van TVE, waar Emma was protagonist (Tres eran tres, 1973) naast Lola Gaos. Hij werd bekroond met de Prijs Prins van Asturië Arts in 1995. Veelzijdige, geliefd en gerespecteerd door professionals uit de industrie en door verschillende generaties van de kijkers, vond populariteit als acteur in de buurt van het begin van zijn filmcarrière met de klassieke zwarte komedie ‘’Domingo de carnaval’’ (de beroemde filmmaker Edgar Neville), die speelde naast Conchita Montes in 1945. In datzelfde jaar werd hij lid van een reeds gewijde Empire Argentinië en de herinnerde dappere Alfredo Mayo in de exotische comedy ‘’Bambú’’, en ook deelgenomen aan een kleine klassieke fantasy comedy als ‘’El destino se disculpa’’, van Jose Luis Saenz de Heredia, volgen de stijl van Amerikaanse sub genre in zwang gedurende jaar (La pareja invisible, van Norman Z. MacLeod, Me casé con una bruja, van René Clair, Dos en el cielo, van Victor Fleming, etc.). Daarna rijgen succesvolle titels die vandaag de critici en bioscoopbezoekers onmisbaar kwalificeren, werken met Gonzalo Delgrás (Los habitantes de la casa deshabitada); Carlos Serrano de Osma (Embrujo, junto a Lola Flores y Manolo Caracol); Sáenz de Heredia (La mies es mucha, Los ojos dejan huellas); Ramón Torrado (Botón de ancla), José Antonio Nieves Conde (Balarrasa, El inquilino); Luis Marquina (El capitán Veneno). In die tijd werkte hij ook in Barcelona als dubbel acteur. In de jaren 1950, vestigde hij zich als een belangrijke speler in alle reeksen van komedies (El fenómeno), drama’s (La gran mentira) en religieuze cinema (Balarrasa) of folk (Morena Clara). In lijn met de Spaanse cinema van de jaren zestig, werd zijn films als acteur en regisseur gevuld met komedies van alle soorten, zoals: La venganza de Don Mendo, Adiós, Mimí Pompom, Ninette en un señor de Murcia, Crimen imperfecto o Un vampiro para dos, parodie van Dracula films met Jose Luis Lopez Vazquez en Morales Gracita. Hun werk van adres in El mundo sigue (1963), een slopende naturalistische drama, geïnspireerd door de roman van Juan Antonio Zunzunegui. Zijn eerste succes als regisseur, in El extraño viaje (1964). In de jaren zeventig, Fernan-Gomez werd een van de meest gevraagde van het gesprek Spaanse Transitie acteurs met gouden titels van die jaren als El espíritu de la colmena, El amor del capitán Brando, Pim, pam, pum… ¡fuego!, Mi hija Hildegart, Los restos del naufragio, Mamá cumple cien años o ¡Arriba Hazaña!. In 1976 nam hij deel aan een titel van grote waarde, maar niet voor het grote publiek, als ‘’El anacoreta’’, toegekend op het Internationale Filmfestival van Berlijn. Hij ook regisseerde en speelde in twee succesvolle producties voor TVE (de telefilm Juan soldado en vooral de serie El pícaro). In 1981 organiseert een gedenkwaardige film, Maravillas van Gutiérrez Aragón, en hij begon achter elkaar (La colmena, Stico, Los zancos, Réquiem por un campesino español, La corte de Faraón, La mitad del cielo en El viaje a ninguna parte). Eindigt het decennium met uitstekende werken in niet zeer goed ontvangen films, maar kwaliteit: ‘’Esquilache’’ en ‘’El río que nos lleva’’. In 1986 rolde in Argentinië de titel ‘’Pobre mariposa’’, van Raúl de la Torre, met een internationale cast (Bibi Andersson, Vittorio Gassman, Fernando Rey, Graciela Borges); en is ook het decennium waarin het actiever in zijn werkzaamheden voor TVE (Ramon en Cajal: Historia de una voluntad, Fortunata y Jacinta, Las pícaras, Juncal o Cuentos imposibles). De aanwezigheid 1990 het begin van een periode van een beperkt dienstverband afgeleid van een aantal gezondheidsproblemen en zeker gebrek aan belangrijke rollen voor een acteur als hij. Hij werkte voor vijfendertig jaar met de dagelijkse ABC.6. Op 19 november 2007 werd hij opgenomen in Oncología van Madrid Hospital Universitario La Paz voor de behandeling van een longontsteking. Hij stierf in Madrid op 21 november 2007, op de leeftijd van 86 jaar.
This post has been seen 848 times.