Erwin Kalser (Berlijn, 22 februari 1883 – aldaar, 26 maart 1958) was een Duits acteur. Hij studeerde aan de universiteit van Berlijn en was er in 1907 als gevolg van het werk op Conrad Ferdinand Meyer in zijn relatie met de Italiaanse Renaissance tot Dr phil. doctoraat. In 1907 nam hij als acteur Märkisches Emil Geyer Wandertheater. In 1911 begon hij zijn carrière bij de Münchner Kammerspiele, waar hij tot 1922 bleef. Onder zijn rol was in 1917, der Kassierer in der Uraufführung van Georg Kaiser van ’s morgens tot middernacht. In 1918 zong hij de titelrol in Johsts Der Einsame en 1920 in Der König, 1920, speelde hij de dichter in Sorges Der Bettler. In 1922 verhuisde hij naar Berlijn. Hier speelde hij eerst bij het Staatstheater en vanaf 1926 in het kader van Erwin Piscator aan de Volksbühne Berlijn en het Theater am Nollendorfplatz. Belangrijke rollen waren hier onder andere in 1926 der Oberst in der Uraufführung van Paquets Sturmflut, 1927 der Zar in der Uraufführung van Tolstojs Rasputin (met Tilla Durieux) en zijn betrokkenheid in de première van Mehrings Der Kaufmann von Berlin. Hij werkte als regisseur meerdere malen. En af en toe in geluidsfilm tijdperk steeds stond Kals voor de camera. In 1933 emigreerde hij naar Zwitserland en werkte bij Zurich Schauspielhaus. Hier werd hij gezien in 1936 als de oude Rabbiner in Else Lasker-Schülers Arthur Aronymus, en 1939 geënsceneerd hij Wilders Unsere kleine Stadt. Sinds 1939 woonde hij in Hollywood en werkte hier met in meerdere filmproducties waarin hij ouder, beschaafde mannen toonde. Meerdere malen speelde hij een arts of vertegenwoordigers van het Rode Kruis als nog steeds in Billy Wilder’s Stalag 17, waarin hij als zodanig diende als dergelijke accommodatie voor Amerikaanse gevangenen in Duitse kampen onderzocht. In 1941 speelde hij er in zijn eerste film. In 1942 acteerde hij naast Ronald Reagan, Robert Cummings en Ann Sheridan in Kings Row. Na de film Stalag 17 keerde hij terug naar zijn vaderland, waar hij nog tot zijn dood acteerde. Hij was een acteur, bekend van Stalag 17 (1953), Was wissen denn Männer (1933) en Watch on the Rhine (1943). Van 1946-1951 was Kals opnieuw bij het Schauspielhaus Zürich op het podium, 1952, keerde hij terug naar Duitsland. Tot aan zijn dood was hij lid van het ensemble van de State Drama Theaters Berlijn. Op Schillertheater en bij de Schlossparktheater ontving hij in de vruchtbare leeftijd rollen zoals Shrewsbury in Maria Stuart (1952), Großinquisitor in Don Carlos (1955), Arnolphe in Molières Die Schule der Frauen (1955), Philemon in Ahlsens Philemon en Baucis, Polonius in Hamlet (1957), Kaiser in Das Käthchen von Heilbronn (1957) en de titelrol in Nathan der Weise (1957). Kalser was gehuwd met scenarioschrijfster Irma von Cube. Hun zoon was fotograaf en regisseur Konstantin Kalser (1920-1994). Hij overleed op 26 maart 1958 in Berlijn.
This post has been seen 832 times.