Earl Thomas Conley – in heaven

Graaf Thomas Conley (17 oktober 1941 – 10 april 2019) was een Amerikaanse countryzanger, songwriter. Conley werd geboren op 17 oktober 1941 in Portsmouth, Ohio, zoon van Glenna Ruth (Davis; 1918-2002) en Arthur Conley (1910-1989). Toen hij veertien was, verloor zijn vader zijn baan bij de spoorweg en dwong hij de jongeman in te trekken bij zijn oudere zus in Jamestown, Ohio. Hij kreeg een beurs aangeboden aan een kunstacademie, maar verwierp deze om lid te worden van het Amerikaanse leger. Toen hij in het leger was, werd Conley lid van een door christenen beïnvloed trio, waar zijn muzikale talent en vocale vaardigheden voor het eerst duidelijk werden. Conley besloot toen om te gaan presteren als een serieuze carrièreoptie. Hij ging dieper in op de klassieke country-geluiden van artiesten als Merle Haggard en George Jones. Tijdens deze periode probeerde hij eerst zijn hand op songwriting. In 1968, na zijn ontslag uit het leger, begon Conley te pendelen van Dayton naar Nashville. In 1973 ontmoette Conley in Nashville Dick Heard, producer van countryzanger Mel Street. Deze ontmoeting leidde uiteindelijk tot de Conley-Heard-samenwerking op het nummer ‘Smokey Mountain Memories’, dat de top 10 voor Street maakte. Nadat hij eervol ontslagen was van het leger, begon hij ’s nachts te spelen in clubs in Nashville, Tennessee, door zichzelf te ondersteunen door overdag banen te dragen. Conley, die het gevoel had dat hij geen vooruitgang boekte in Nashville, verhuisde naar Huntsville, Alabama, om in een staalfabriek te werken. Daar ontmoette hij producer Nelson Larkin, die hem hielp bij het tekenen met onafhankelijk platenlabel GRT in 1974. Conley bracht vier singles uit op dat label, die geen grote hits werden. Tegelijkertijd verkocht hij nummers die hij had geschreven aan andere artiesten, waaronder Conway Twitty en Mel Street, die veel succes met hen hadden. In 1979 tekende hij een platencontract bij Warner Bros. Records. Twee jaar later had hij zijn eerste Top 40-hit, “Dreamin’s All I Do”. Hij verliet het label in 1979 en vervoegde Sunbird Records, waar hij opnieuw samenwerkte met Nelson Larkin. Deze keer vond Conley succes, met een Top Ten en een Number One single binnen de komende twee jaar. Hij bleef de komende jaren succesvol en in 1983 werd hij genomineerd voor meerdere Grammy Awards voor zijn nummer “Holding Her and Loving You”. Hij legde het jaar daarop een record als de eerste artiest in welk genre dan ook met vier nummer één singles van hetzelfde album, Don’t Make It Easy for Me (uitgebracht in mei 1983). n 1986 werd Conley gecrediteerd met het afbreken van muziekbarrières in het land toen hij een duet maakte met pop / R & B-zanger Anita Pointer van de Grammy-winnende Pointer Sisters. Hun single ‘Too Many Times’, het titelnummer van Conley’s album uit 1986, bereikte # 2 in de hitlijsten van het land. Zijn platenverkoop begon te dalen in de jaren negentig, toen het land een meer progressieve wending nam en Conley in 1992 van zijn platenlabel werd afgehaald. Tussen 1991 en 1997 haalde hij een opname-interval van zeven jaar vanwege een aantal factoren, waaronder vocale problemen, ontgoocheling met platenmaatschappijpolitiek, straatmoeheid en mentale burn-out. Hij begon opnieuw met opnemen in 1998. In 2002 bracht Blake Shelton de top 20 in kaart met ‘All Over Me’, die Conley mede schreef met Shelton en zijn oude vriend, songwriter Michael Pyle. Conley overleed op 10 april 2019, op 77-jarige leeftijd van cerebrale atrofie.



This post has been seen 358 times.

Deel dit item met je vrienden

WhatsApp
Facebook
Twitter
LinkedIn
Print